Een eerste ontmoeting

Het blijft telkens weer spannend. Een nieuwe bewoner.

Zou er een klik zijn? Wie is hij? Welke dromen koestert hij nog? Wie staat er naast hem? Hoe voelt hij zich, in deze nieuwe omgeving? Ik besluit om kennis te maken, klop aan en ga binnen.

‘Hoi, ik ben Kathleen. Ik wil graag kennismaken met je.’

Bert zit in de zetel, zijn ene been gekruist over het andere been, en dan weer omgekeerd. De kamer is leeg. Een bed, een zetel en een TV. Echt als een thuis voelt het nog niet aan.

Bert begint te vertellen over de laatste maanden thuis, hoe hij zijn heup brak en geïsoleerd geraakte, over zijn zelfmoordgedachten, over zijn toffe buurman die voor hem boodschappen deed, over zijn twee zonen die hij ontzettend graag ziet, over zijn tijd aan de universiteit, over zijn werk.                            Hij spreekt, ik luister en heel af en toe onderbreekt hij zijn woorden en herhaalt hij: ‘Ja, ik ben introvert, dat maakt het niet zo gemakkelijk’.

Het verhaal gaat verder: over zijn immense platencollectie, over zijn muziek. Dat mist hij wel, plaatjes draaien in zijn huis. Ik vraag hem welke muziek hij graag luistert. Verrast ben ik als hij zegt The Rolling Stone, the Beatles, the Who, David Garrick. Stiekem ben ik blij dat hij niet Johnny Jordaan, Jo Vally of Vader Abraham vernoemt. Niets tegen deze heren, uiteraard.

Ik besluit lukraak een liedje op mijn gsm af te spelen: Pinnball Whizzard, van the Who. Een bom van een nummer!

 Ever since I was a young boy
I’ve played the silver ball
From Soho down to Brighton
I must have played ‘em all
But I aint’t seen nothing like him
In any amusement hall
That deaf, dumb and blind kid
Sure plays a mean pinball

Luid kelend in een klein kamertje ergens in Beveren voel ik me verbonden met Bert, de nieuwe bewoner. Verbonden door de liefde voor muziek. Bert zegt een nummer, ik speel het af en we zingen samen. Ik met de teksten voor mij, straffe Bert regelrecht vanuit het hart.
Het voelt als een magisch moment, een klein gelukske.

Als ik de kamer verlaat, blijven z’n laatste woorden in m’n hoofd hangen: ‘Zie ik je weer?’.